(The Pastrone Standard, 1937)
Zijn normale gang is een lange en levendige draf, maar op momenten van grote opwinding of als hij terugkomt op grond die in het begin van de jachtpartij al is uitgewerkt dan is een korte galop toegestaan. Niettemin is het regel dat er bij contact met verwaaiing gedraafd wordt. Het is een levendige gang met een goed rendement. Deze draf wordt bijna altijd in een rechte lijn van ongeveer 100 m of meer uitgevoerd met ruime passen en in relatie tot zijn goede reukvermogen. Dat bevestigt deze ‘gran fermatore’ (grootse staande jachthond) altijd opnieuw wanneer hij niet tegen zijn natuur in loopt.
Het is duidelijk dat het opvangen van verwaaiing van het allergrootste belang is voor de Bracco Italiano (evenals voor de andere dravers). In tegenstelling tot de bliksemsnelle reactie van de grote galoppeerders behandelt de Italiaanse Bracco de verwaaiing als een complex mentaal proces hetgeen ook goed aan zijn in gedachten verzonken gelaatsuitdrukking te zien is.
De jacht is bijzonder ijverig met een blije, bijna continue heen en weer gaande beweging van zijn staart, die dan horizontaal of een weinig omhoog gedragen wordt. De hals is iets naar voren uitgestrekt om zijn hoofd hoog te houden met een horizontale neushouding. Bij verwaaiing vertraagt de hond zijn draf geleidelijk en draait uiterst voorzichtig naar de veronderstelde oorsprong, met zijn hoofd steeds hoog zoals hierboven beschreven zal de hond optrekken met langzame pas (di passo), waarbij niets anders opvalt dan zijn attent opgezette oren en zijn stilgehouden staart die nu iets is gezakt. Als de hond merkt dat hij op een valse verwaaiing loopt dan zal hij zonder aarzeling verder gaan met jacht waar hij mee bezig was. Als de hond echter merkt dat de verwaaiing hem dichter bij het wild brengt dan vertraagt hij zijn pas nog verder totdat hij met de laatste passen eerst de grond voorzichtig lijkt te voelen voordat hij zijn poot neerzet omdat hij bang is geluid te maken. En wanneer de hond bewegingsloos staat dan zal zijn staart stil gehouden worden en iets omhoog gaan.
Tijdens dit voorstaan is de hond horizontaal, soms iets oplopend en soms iets aflopend. De gehele houding van de hond is nobel, indrukwekkend, rustig-alert, rechtop en iets voorover hangend. De neklijn iets oplopend en het hoofd uitgestrekt met de neus vastberaden naar de grond gericht (ongeveer 30° met horizontaal). Als hij tijdens het zoeken wild verwaait, dan vertraagt hij onmiddellijk zijn gang en dan neemt hij direct de statische houding in van het voorstaan. Alleen nu wordt de neklijn iets meer benadrukt en staat de staart iets lager; daarna gaat zijn houding geleidelijk over in dat van de vorige paragraaf, terwijl hij optrekt in de richting van het wild. Soms wordt zijn beweging voorafgegaan door een ongewenste korte stop. Later, als hij in de gaten heeft dat hij plotseling op wild gestoten is (en alleen in dat geval), dan stopt hij onmiddellijk, blijft meestal overeind, maar soms iets door de poten gezakt met de kop naar het wild op de grond gedraaid (en gebogen). In uitzonderlijke gevallen zal de hond zich drukken in een verdraaide houding.
Als het wild probeert weg te komen omdat het wordt beslopen, dan zal de Bracco het boven de wind houden door te domineren met gezag terwijl hij langzaam aantrekt; dit doet hij terwijl hij met de uiterste zorgvuldigheid droge takjes of luidruchtige bladeren vermijdt, steeds in dezelfde “bewegingsloze” spanning. Dus de hond blijft voorzichtig maar beslist naar het wild optrekken, zonder aarzeling en niet plotseling stilstaand zonder een voorafgaande langzame vertraging.
Het is duidelijk dat, door te domineren met gezag en door een bepaalde contactafstand te onderhouden, de voortgang door het wild wordt bepaald. Als het wild zich op een voor hem voordelig biotoop bevindt en probeert te ontsnappen dat laat de hond zien dat hij ondanks de hem zo karakteristieke voorzichtigheid toch een vasthoudende jager is. In dit geval kan het voorkomen dat de hond zich in de omstandigheid bevindt waar een plotselinge stop noodzakelijk is; b.v. als hij onverwachts tegenover de vluchteling zelf komt te staan die zich tegen hem keert of een tegenover een onoverkomelijk obstakel.
Een van de karakteristieken van de Bracco Italiano ( evenals de andere continentale jachthonden) is dat hij volledig samenwerkt met zijn voorjager, die de hond nooit mag verlaten. De kalme en bedachtzame natuur van de Bracco is ideaal om dit soort werk onder verschillende omstandigheden aan te leren zodat hij het hierboven beschrevene onder de beste omstandigheden van wild en biotoop kan uitvoeren maar ook in beperktere en slechtere omstandigheden goed uit de verf komt.